Graauwedijk

De Graauwedijk (ook Grauwedijk, Gronings: Graauwdiek) was een veendijk en een buurtschap aan de noordgrens van Duurswold in de Nederlandse provincie Groningen. Het tracé van Overschild tot aan Schaaphok is nog grotendeels voorhanden.

Geschiedenis

De Graauwedijk werd vermoedelijk in de 13e eeuw aangelegd door de ingelanden van het Woldzijlvest ter bescherming van het laaggelegen land van de streek Duurswold. Duurswold was in de eeuwen ervoor steeds verder ingeklonken en was daardoor lager komen te liggen als de omringende kwelders, de rivier de Fivel en een mogelijke aftakking van de Slochter Ae, die daardoor een constante bedreiging vormden voor het gebied. Een vergelijkbare functie hadden de Wolddijk, de Borgwal en de Weereweg (langs de Borgsloot) bij Tjuchem. Mogelijk hebben ook de lekenbroeders van het nonnenklooster Mariagenade te Schildwolde meegewerkt aan de aanleg van de dijk. Aan de Graauwedijk lag een kloostervoorwerk, dat in de 15e eeuw bekend stond als het Witte Munckhuijs ('Klein Transvaal', Graauwedijk 14).[1]

De Graauwedijk wordt voor het eerst genoemd in 1450 als Grauwen Diick, maar al rond 1400 was er sprake van landerijen binnen en butha dijcka.[2] Het onderhoud stond onder toezicht van het Woldzijlvest.

De Graauwedijk liep vanaf de oostzijde van Overschild (Oude Graauwedijk) via De Hammen en Luddeweer tot aan Schaaphok en vormde de scheiding tussen het wierdengebied aan westzijde en het veengebied Duurswold aan de andere zijde. Hij sloot aan op de Ritzerdijk bij Slochteren en de Eekwerdermeedenlaan bij Garreweer (in 1816 waterkering en hooijlaan genoemd).[3] Oorspronkelijk zette hij zich vermoedelijk voort in de vorm van een binnendijk bij Appingedam die Warrent werd genoemd, vervolgens als een dijkje ten zuiden van het Woldmeer en een kade langs de Dijksloot bij Opwierde, die op zijn beurt weer aansloot bij de Borgwal.[4]

Waterstaatkundig vormde de dijk de scheiding tussen de zijleden Loppersumer kleineed (Merumer Klein eed; kerspel Loppersum), Hoeksmeerster eed (kerspel Loppersum), Enzelenser eed (kerspel Loppersum), Bovendijkster eed (kerspel Loppersum), Warnster eed (Wirdumer Klein eed; kerspel Tjamsweer) en Garreweerster eed (kerspel Tjamsweer) aan noordzijde, en de Eekwerder kleineed (kerspel Hellum) en de Ickingebuur of Slochter klauw aan de zuidzijde (zie ook Generale Zijlvest der Drie Delfzijlen).[5] Ickingeburen is een verdwenen gehucht bij de Graauwedijk.

De kern van de dijk bestond voornamelijk uit 'rillen'; tot dan toe niet afgegraven stukken veen die overbleven bij de vervening van het gebied. In de daaropvolgende eeuwen werd de dijk opgehoogd met klei en zand.[6] Aan zuidzijde van de dijk ontstond strookverkaveling (opstrekkende verkaveling) en aan noordzijde blokverkaveling.

Het dijktracé vanaf huidige Graauwedijk bij De Hammen via Luddeweer tot Schaaphok werd daarentegen aangelegd als een rivierdijk of kadeop de oevers van de voormalige Slochter Ae. Deze rivierdijk zette zich voort in de richtig van Woltersum in de vorm van de Slochterweg, die nog altijd als een onverharde laan in de richting van het Eemskanaal aanwezig is. Dit laatste tracé werd in 1470 de Woltersummer meene weg ofte Waterkaijnge oftewel de Woltersummer dijck genoemd; kaijnge betekent 'kade' of 'kaai'. Deze dijk wordt in andere handschriften ook wel aangeduid als de Waterhaijnge, een woord afgeleid van het werkwoord heinen, dat 'omheinen, afsluiten' betekent (in dit geval de afsluiting van een waterloop).[7]

Het onderhoud van de Graauwedijk stond vanouds onder toezicht van het Woldzijlvest, dat onder leiding stond van de proost van het nonnenklooster Mariagenade te Schildwolde. De bermsloot van het oostelijke deel van de Graauwedijk tot aan de Wirdumermeedenweg was nog in de 19e eeuw eigendom van dit zijlvest. De dijk zelf was inmiddels grotendeels in handen geraakt van een particulier en van de gemeenten Ten Boer, Slochteren, Loppersum en Appingedam.[8]

Restanten

Ten westen van Overschild ligt de huidige weg met de naam Graauwedijk nog op het oude tracé van de dijk; ten oosten van het dorp geldt dit alleen voor de Oude Graauwedijk. Ook de oprijlaan van de boerderij 'Hooghammen' ligt op de dijk. Het rechte tracé van De Hammen tot Luddeweer is mogelijk omstreeks 1470 aangelegd aan de overzijde van de Slochter Ae, nadat de Woltersumer Ae was gegraven. Vanaf Luddeweer volgt de huidige Slochtermeenteweg (vroeger Luddeweersterweg genoemd) ophieuw het oude tracé. Het laatste stuk bij Schaaphok is vrijwel ongeschonden bewaard gebleven; het is toegankelijk via een met schelpen verhard fietspad vanaf de Slochtermeenteweg. De kaarsrechte verbinding tussen beide laatste delen is nieuw aangelegd.

Het doodlopende wegtracé van de huidige Graauwedijk in de richting van het Schildwolde is een restant van de Oudeweg of Oude Slochterweg, die de verbinding tussen Woltersum en de Woldstreek vormde. Hij ging met een til over het Schildmaar, die Slochterschiltdamme werd genoemd. Weg en til waren eigendom van het kerspel Slochteren, maar werden in 1512 voornamelijk door de inwoners van Wittewierum gebruikt. In 1512 werd daarom bepaald dat het klooster Wittewierum zo'n dertig roeden (150 tot 200 m) van de Slochtermeenteweg ten zuiden van de til zou onderhouden.

Buurtschap Graauwedijk

In de 16e of 17e eeuw werd Graauwedijk de benaming voor een buurtschap ten noordwesten van het Schildmeer, die later uitgroeide tot het dorp Overschild. De huizen lagen verspreid over de kerspelen Woltersum, Wittewierum en Schildwolde. De weg door Overschild heet tegenwoordig Graauwedijk.

Zie ook

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Het Wierumer Zijlboek uit 1470 heeft het over landerijen tusschen den Katerhals ende de Grawen dijck bij Witte Munchuijs. De veronderstelling dat de Graauwedijk door de monniken van het Klooster Bloemhof in Wittewierum zou zijn aangelegd, is ontleend aan aan K. ter Laan, die beweerde dat abt Menko van Wittewierum volgens overleveringen in dit voorwerk is overleden. K. ter Laan, Geschiedenis van Slochteren, 1961, p. 331. Vgl. Joost Lobstein en Peter Huig, Noorderbreedte exkursie, Duurswold. Noorderbreedte (1993 - nr. 1). Gearchiveerd op 24 mei 2022.
  2. H.O. Feith (ed.), Warfsconstitutiën en oordeelen, tot en met het jaar 1601, Groningen 1863, p. 49.
  3. Beeldbank Groningen, NL-GnGRA_817_3585
  4. Vgl. J.P. Koster, De provincie Groningen en hare defensie in de laatste twee eeuwen, Groningen 1874, Bijlage VII, p. 44.
  5. Heidema, K., "Plaatsnamen en hun betekenis in de Woldstreek", Het Wold: een tijdschrift over de geschiedenis van de dorpen Slochteren, Schildwolde, Overschild, Luddeweer, Woudbloem, Froombosch en Kolham, nr. 2, november 2002.
  6. Nota archeologiebeleid gemeente Slochteren p. 19 (17 mei 2010). Gearchiveerd op 31 mei 2019. Geraadpleegd op 20 mei 2013.
  7. Ligtendag, De Wolden en het water, Groningen 1995, p. 149. Wobbe de Vries, Groninger plaatsnamen, Groningen 1946, p. 327, beweert dat waterkaijnge een kopieerfout voor Waterhaijnge is. Het Wierumer Zijlboek van 1470 spreekt echter tevens over de Waterkaijnge langs de Slochter Ae bij Ten Post en over het onderhoud van de waterkaijngen in algemene zin. Gearchiveerd op 1 mei 2023.
  8. Pieter Jochums van Dijken, landbouwer aan de Graauwedijk, stond in 1832 te boek als eigenaar van een groot deel van de Graauwedijk en van de grenssloot tussen de kerspelen Slochteren en Woltersum. Mogelijk stamde het bezit uit de in 1774 door de provincie verkochte kloosterlanderijen van Schildwolde.